immobilisatie

in geval van stomp letsel zijn de omstandigheden die om spinale immobilisatie vragen de volgende:

  1. Veranderd bewustzijnsniveau, met een GCS van <15.
  2. Pijn of gevoeligheid in het ruggemerg. Hieronder vallen algehele pijn of pijn bij beweging en drukgevoeligheid.
  3. Neurologische uitval of kracht. Hieronder vallen paralyse, verlamming, parese, tintelingen of prikkeleingen en neurogene spinale shock onder het niveau van het trauma. Bij mannen kan een aanhoudende erectie een teken zijn van letsel van het ruggemerg.
  4. Anatomische afwijking van de wervelkolom. Hieronder valt elke deformatie die bij lichamelijk onderzoek opgemerkt wordt.

Bij afwezigheid van deze tekenen is wervelletsel echter niet uit te sluiten. Als de patiënt een letselmechanisme heeft dat kan leiden tot botletsel, maar de hierboven genoemde afwijkingen afwezig zijn, moeet de hulpverlener zich afvragen in hoeverre de patiënt een betrouwbare bron is. Een betrouwbare patiënt is kalm, coöperatief en maakt niet veel misbaar. Een onbetrouwbare patiënt kan een van de volgende gedragingen vertonen:

  • Intoxicatie: patiënten die onder invloed zijn van drugs of alcohol worden behandeld alsof zij een letsel van de wervelkolom hebben tot ze rustig en nuchter zijn en mee willen werken.
  • Letsels waar de patiënt volledig door in beslag genomen wordt. Dit zijn bijzonder pijnlijke letsels of letsels met veel bloedverlies, bv. een femurfractuur of brandwonden.
  • Communicatieproblemen. Bv. taalbarriére, doofheid, zeer jonge kinderen.

Als richtlijn geldt dat uitgegaan kan worden van letsel en instabiliteit van de wervelkolom, waarna moet worden beoordeeld of de wervelkolom moet worden geïmmobiliseerd, in de volgende situaties:

  • Elk mechanisme waarbij hevige krachten inwerken op het hoofd, de nek, de romp of het bekken.
  • Incidenten waarbij sprake is geweest van plotselinge versnellingen, afremming of lateraal buigen van de hals of romp, bv autobotsingen, aanrijdingen, en explosies.
  • Elke val, vooral bij ouderen.
  • Alle patiënten die uit, of van een rijdende auto of ander voertuig geslingerd zijn, bv scooters, skateboards, fietsen, brommers en motoren.
  • Elk incident in ondiep water
  • Hoofdletsel, met een veranderd bewustzijn.
  • Aanzienlijke schade aan een helm.
  • Een aanzienlijk stomp trauma van de romp.
  • Been-en heupfracturen door een botsing of andere afremmende krachten.
  • Aanzienlijke lokale letsels in het gebied van de wervelkolom.